Dit is een vervolg van
'de Hydroplaattheorie;deel 1'Uitbarsting mechanismen. Maar waarom zou de druk in het onderaardse water toenemen? Door getijden. Iedere “getijde verschil” droeg energie van de maan over op de korst. Bij het positioneren van de massieve korst na het oplichten, werd het grootste gedeelte van die energie7 omgezet in warmte. Gedurende bijna 2.000 jaar cyclische compressie van de pilaren en stroperige beweging van het onderaardse water ontstond warmte, waardoor het volume en de druk van het water in de onderaardse kamers toenam.
Omdat een gedeelte van die warmte via de aardkorst en de bodem van de onderaardse kamers werd afgevoerd, is het moeilijk om de mate precies te bepalen. Maar bijna 2000 jaar getijden energie kan gemakkelijk het openscheuren van de korst verklaren.8
Hoe warm kon het water onder hoge druk worden? Het antwoord op vraag 6 bij "Het ontstaan van asteroïden en meteoroïden", maakt duidelijk dat de temperaturen van de pilaren opliepen tot 700°C. Andere mineraal structuren bevestigen dat de meteorieten eens erg heet waren, een feit dat meteoriet experts verbaasd.9 Deze gelijkmatige verhitting van de meteorieten moet hebben plaatsgevonden voordat ze in de ijskoude ruimte gelanceerd werden, waar de absolute temperatuur bijna nul is (-273°C). (Verhitting als gevolg van inslagen, lanceringen of afbuigingen zouden de meteorieten niet gelijkmatig verhit hebben.) Als de meteorieten uit de onderaardse kamers afkomstig waren, dan was het water daarin behoorlijk heet.
Zou dergelijk heet, uitbarstend water niet al het leven vernietigen, inclusief dat op de ark van Noach? Niet per se. Het hangt er van af hoeveel heet water er vrijkwam, wat de temperatuur precies was en waar de Ark en de verschillende zee dieren zich bevonden ten opzichte van de uitbarsting en de heet water stromen. De uitbarsting is nog altijd zichtbaar in de vorm van de middenoceanische rug, die de aarde omcirkelt als de naad van een basketbal. Ten tijde van de vloed was tenminste 60% van het aardoppervlak tenminste 1500 km ver weg van de uitbarsting. In deze gebieden zouden de ark en de bewoners ervan relatief veilig zijn. Daarbij komt dat het water dat ontsnapte uit de onderaardse kamers relatief snel afgekoeld zal zijn toen de druk wegviel en door explosieve verdamping vermenging ontstond met de koelere omgeving.
Dalende continenten. Het is niet nodig dat al het onderaardse water vrijkwam om de hele aarde onder water te zetten. De dunnere (en hoger gelegen) gebieden van de korst werden in hun geheel ondersteund door het onderaardse water, dus toen het water ontsnapte daalden de erop gelegen continenten naar beneden.
Het overstromen van de aarde was dus evenzeer het gevolg van de dalende continenten als van het stijgende water.Genesis 7:20 zegt dat het vloedwater ruim zeven meter boven de toenmalige hoogste bergtoppen stond. Tegenwoordig is het hoogteverschil tussen verschillende bergen honderden meters. Het lijkt er daarom op dat veel, of misschien wel alle bergen voor de vloed ongeveer dezelfde hoogte hadden. (Sommige commentaren zeggen dat het water ten minste zeven meter boven alle bergtoppen uitsteeg, maar dat staat niet in de grondtekst). Anderen beweren dat deze tekst betekent dat de ark, die 15 meter hoog was, slechts half in het water lag en dus niet tegen de bergtoppen aan kan varen.) De verklaring wordt pas duidelijk als we erkennen dat de aarde gegrondvest was op en uitgestrekt over het vloeibare water (Psalm 24:2, 104:3 en 136:6).
Hoe hoger een continent op de derde dag van de scheppingsweek uitsteeg boven het water, hoe meer druk dat dit uitoefende op het direct daaronder gelegen onderaardse water. Hoe hoger het gebergte rees, hoe langzamer het verder kon rijzen, waardoor de bergen voor de vloed ongeveer even hoog waren. (Om dit drijfvermogen te begrijpen kun je een grote steen onder water op tillen met een hand. Je zult merken dat de druk toeneemt als je de steen langzaam uit het water omhoog heft.)
Toen bijna 200 jaar later het vloedwater rees en de continenten daalden, oefenden om dezelfde reden de bergen die nog niet met water bedekt waren de meeste druk uit op het water dat zich nog onder de korst bevond. Hierdoor nam hun hoogte enigzins af, terwijl lager gelegen bergen juist iets omhoog werden geduwd door het onderliggende water, waardoor de hoogteverschillen tussen de bergen die nog boven het water uitstaken afnam, geheel in overeenstemming met Genesis 7:20.
Narmate de dagen en weken van de vloed vorderden, kwam er meer en meer van de korst op de bodem van de onderaardse kamers terecht, waardoor er ook steeds minder water vrijkwam. De verticale wanden aan beide zijden van de uitbarsting waren ruim 15 kilometer hoog. Omdat de druk in het gesteente in de onderste helft van iedere wand groter was dan de druksterkte, werden brokkelden de niet gedragen en niet begrensde wanden af gedurende 150 dagen (Genesis 7:28). Gedurende die tijd voerden de omhoog spuitende supersonische fonteinen van de diepe afgrond het puin af, waardoor de kloof stap voor stap honderden kilometers breed werd.
De massa diep in de mantel van de aarde kwam iets omhoog bij deze relatief dunne gebieden van bodem van de onderaardse kamers. Op een bepaald moment kwam deze bodem omhoog bij de ontstane kloof van de uitbarsting, waardoor als eerste het Middenatlantische gedeelte van de middenoceanische rug ontstond. De korst gleed over het gladde water naar beneden en verwijderde zich van dat gedeelte van de Atlantische Rug. De weg glijdende continentale platen - de hydroplaten - botsten en werden samengeperst, in wat beschreven is als de “compressie fase.”
De zwakkere gedeelten van de hydroplaten kreukelden, werden dikker en plooiden. Daarbij ontstonden nieuwe continenten die tevoorschijn kwamen uit het vloedwater, waardoor het water op deze continenten af kon vloeien in de nieuw ontstane - en tijdelijk zeer diepe - oceaanbekkens. Er ontstond plooiingsgebergte zoals afgebeeld in Figuur 47. Voor iedere kubieke meter land die uit het vloedwater naar boven kwam, kon een kubieke meter vloedwater afvloeien. (Let op: Tegenwoordig is het volume van al het land boven de zeespiegel slechts een tiende van het volume water op aarde.) Andere dramatische gevolgen in de stille oceaan, waaronder het ontstaan van gigantisch diepe oceaantroggen, zijn besproken in het hoofdstuk over oceaantroggen.
In gebieden waar gesteente over gesteente schoof ontstonden in zeer korte tijd gesmolten gesteente met water mengsels. Dit verklaart waarom magma een verassend grote hoeveelheid opgelost water bevat en waarom er een een dunne zout waterlaag lijk te te liggen onder alle continenten op een diepte die voorspelt was door de hydroplaattheorie,10 en waarom er zich onder het Tibetaanse plateau een dikke laag water lijkt te bevinden.11
Conclusies. Enige tijd na de zondeval, maar voor de vloed, ontstond een opeenvolging van gebeurtenissen die uiteindelijk in de wereldwijde vloed resulteerden.12 Hoewel we niet precies kunnen weten hoe de vloed begon, zijn de vele gevolgen duidelijk: gelaagde fossielen; kolen, olie en methaan afzettingen; grote bergketens; ijstijden en tientallen andere wereldwijde geologische kenmerken. Het is onze uitdaging om te laten zien hoe deze met elkaar in verband staan en dat deze in overeenstemming zijn met de natuurkunde wetten en het Bijbelse verslag. De erkenning dat er oorspronkelijk water aanwezig was onder de korst van de aarde en het begrijpen van de tweede scheppingsdag maken de vloed veel begrijpelijker en verklaart veel belangrijke ontdekkingen die evolutionisten verbazen.
Al eeuwenlang worden er oprechte vragen gesteld over de vloed, waarop doordachte antwoorden hadden moeten komen. Door het ontbreken daarvan is er een “vacuum” ontstaan dat door de misleidende evolutietheorie is opgevuld. Tegen ongelovigen zeggen dat ze maar gewoon de Bijbel moeten geloven helpt niet zoveel. Misschien dat sommigen vinden dat dat een goed antwoord is, maar het roept onnodige weerstand op bij niet gelovigen.
Dat de tweededag een sleutelrol innam bij het verklaren van de vloed, is tot dusver nauwelijks begrepen. Zoals Petrus al scheef, zouden de mensen niet begrijpen dat de aardkorst gevormd was uit en door het water dat later de aarde overstroomde. Deze interpretatie van de tweede dag helpt ons om de beschikbaarheid van zoveel onderaards water te begrijpen, dat de kracht was achter de “fonteinen van de afgrond,” waarom ze zo snel (in een dag) uitbarsten, waar het water van de vloed vandaan kwam en waar het heenging. Als de vloed beter begrepen zou zijn voordat Charles Darwin met zijn populaire evolutie theorie kwam, dan zou dat “ideeen vacuüm” nooit ontstaan zijn, en zouden veel meer mensen de evolutionaire verklaringen als onbeduidend hebben beschouwd. Evolutie zou minder snel aanvaardbaar zijn geweest. Het is onze opdracht om dit “vacuum” te vullen door anderen uit te leggen wat we inmiddels over de vloed weten.
Klik hier voor de voetnoten van 'De Hydroplaattheorie; deel 1 & 2'